WIE BEN IK ECHT? DEEL 1: NIEUWE TRENDS IN PERSOONLIJKHEIDSONDERZOEK

Mar 30 / Cedric Henrion

WIE BEN IK ECHT?

Wie ben ik echt? Deze simpele vraag is wellicht één van de meest wezenlijke vragen die vele mensen zich stellen. In deze serie blogs gaan we op zoek naar het antwoord op die vraag aan de hand van het meest recent wetenschappelijk onderzoek naar persoonlijkheid.


DEEL 1: NIEUWE TRENDS IN PERSOONLIJKHEIDSONDERZOEK

Overzicht

Wie ben ik echt? In het hart van deze universele vraag ligt waarschijnlijk een diep persoonlijke zoektocht, en het is precies dit intieme avontuur dat ik met je wil delen door middel van deze serie blogs. Door mezelf onder te dompelen in de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen over persoonlijkheid, nodig ik je uit om samen met mij de fijne kneepjes van de menselijke ziel te ontdekken. Elk stukje onderzoek, elke openbaring, brengt ons een beetje dichter bij onszelf, en is dat niet onze belangrijkste zoektocht?

We starten deze blog met een korte schets van de geschiedenis van het persoonlijkheidsonderzoek. Vervolgens gaan we in op de nieuwste trends in deze wetenschappelijke discipline. Eindigen doen we met de fundamentele vragen die we in deze serie blogs zullen behandelen.
Een korte geschiedenis van het persoonlijkheidsonderzoek
Het idee dat mensen verschillende persoonlijkheden hebben, bestaat al duizenden jaren. De eerste erkende persoonlijkheidstheorie in het Westen is die van Hippocrates (ca. 460- ca. 370 VC), die ook bekend staat als "de vader van de geneeskunde".  Volgens deze Griekse arts hing je karakter of temperament af van het overwicht van één van de vier humoren of vitale lichaamsvloeistoffen in je lichaam. Later, in de Romeinse periode, beweerde een andere Griekse arts, Galenus (129-200 VC) dat de humoren -  bloed, zwarte gal, gele gal en slijm -  overeenstemmen met respectievelijk het sanguine, melancholische, cholerische en flegmatische temperament i ii.

Ook in het Oosten duiken rond die tijd persoonlijkheidstheorieën op . Zo worden in de Huangdi Neijing, het standaardwerk van de geneeskunde van de Gele Keizer, mensen opgedeeld in vijf persoonlijkheidstypes op basis van hun hoeveelheid yin en yangiii Dit werk wordt toegeschreven aan de keizer Huangdi die geleefd zou hebben rond 2600 VC, maar die datering wordt in twijfel getrokken. Waarschijnlijk zou het boek geschreven zijn rond 300 VCiv.
Sinds die tijd zijn er onnoemelijk veel persoonlijkheidstheorieën uitgewerkt, maar systematisch wetenschappelijk onderzoek naar verschillen in persoonlijkheden is pas echt gestart aan het einde van de negentiende eeuw met het pionierswerk van Francis Galton (1822-1911) en William Stern (1871-1938). 
Galton was de eerste die statistische methoden toepaste om individuele verschillen te bestuderen. Hij stond bekend om het gebruik van vragenlijsten en stelde in 1884 de "fundamentele lexicale hypothese" voorv. Zijn idee was even simpel als geniaal: lijst al de adjectieven op uit het woordenboek die menselijke karaktertrekken beschrijven, categoriseer ze volgens betekenis en je bekomt de belangrijkste dimensies waarop mensen van elkaar verschillen. Doe dat in alle talen en je ontdekt de meest fundamentele universele verschillen tussen mensen. Deze aanpak vormt de basis van de belangrijkste wetenschappelijke modellen die sinds Galton ontwikkeld werden: de modellen van Allport vi (1927), Cattellvii (1943), Eysenck viii (1967), de "Big Five" van Goldberg ix (1990), het "Five-Factor Model" van Costa & McCraex (1992) en het "Hexaco Model" van Mee&Ashtonxi (2004)xii.
Wat al die modellen gemeen hebben is dat ze:
  • fundamentele dimensies beschrijven waarop mensen van elkaar verschillen (gaande van 3 tot 16 dimensies)
  • toelaten om gedrag te voorspellen, zowel adaptief als niet-adaptief gedrag: bijvoorbeeld de manier van communiceren van een persoon, de manier van taken aanpakken, van omgaan met stress, etc.. Maar ook het risico op impulsief, obsessief-compulsief of perfectionistisch gedrag, om maar enkele voorbeelden te noemen.
  • toelaten om belangrijke levensuitkomsten te voorspellen zoals welzijn, gezondheid, prestaties op het werk, etc. 

Hedendaagse trends in het persoonlijkheidsonderzoek


Sinds de eeuwwisseling zijn er een viertal belangrijke omwentelingen geweest in het persoonlijkheidsonderzoek: een verbreding, een verdieping, nieuwe methoden en een algemene trend naar volwassenwording van de persoonlijkheidswetenschap.
Het startschot werd gegeven door McAdams (2006)xiii. Hij was de eerste die opriep om de studie naar persoonlijkheidsverschillen te verbreden. Volgens hem zijn verschillen in persoonlijkheid tussen mensen niet beperkt tot verschillen in persoonlijkheidstrekken. Mensen verschillen ook in de waarden waar ze belang aan hechten, in hun doelen, in hun interesses, in hun vaardigheden en ga zomaar door. Er werd al langer onderzoek gedaan naar die verschillen, maar ze werden niet noodzakelijk beschouwd als persoonlijkheidsverschillen. McAdams was de eerste die opriep om al die verschillen op te nemen in het persoonlijkheidsonderzoek en de mens in zijn ‘totaliteit’ te bestuderen. Dit heeft geleid tot een herziening van wat onze ‘persoonlijkheidsstructuur’ genoemd wordt, waarin naast trekken nu ook andere verschillen als waarden, doelen, interesses, vaardigheden, etc opgenomen worden.
Een tweede trendbreuk werd ingezet door De Young (2015) die de eerste echt omvattende persoonlijkheidstheorie heeft ontwikkeld, de Cybernetic Big Five Theory (CB5T).xiv  Zijn theorie is een eerste aanzet om de vier vragen van de Nederlandse gedragsecoloog Tinbergen  te beantwoorden:xv  :

1) Hoe wordt persoonlijkheid geproduceerd door het brein en het hormonale systeem, en welke psychologische mechanismen spelen daarin een rol? Denk aan motivatie, emotie, cognitie en hun interacties.

2) Hoe evolueert persoonlijkheid van bij de conceptie van een kind tot de dood, wat is stabiel en wat veranderlijk, en wat is de rol van genen en de omgeving daarin? Wat de rol van de omgeving betreft, denk aan de impact van de ouderlijke opvoeding, vrienden, cultuur, sociale en economische condities, etc. op de ontwikkeling van iemands persoonlijkheid.

3) Wat is de evolutionaire functie van persoonlijkheid? Hoe helpt onze persoonlijkheid ons om te overleven en te reproduceren?

4) Hoe is persoonlijkheid ontstaan? Zijn wij de enigen met een persoonlijkheid of hebben dieren, waar we gemeenschappelijke voorouders mee delen, zoals apen, maar ook dolfijnen en olifanten bijvoorbeeld, een persoonlijkheid? Verschilt onze persoonlijkheid van die van andere dieren en zo ja, waar ligt dat aan: aan een verschillende culturele evolutie, een verschillende genetische evolutie, of een combinatie van beiden? En één keer er persoonlijkheidsverschillen waren, hoe zijn die dan in stand gehouden? Waarom heeft de natuurlijke selectie niet gewoon gezorgd voor één flexibele persoonlijkheid die zich aan elke context kan aanpassen, in plaats van verschillen aan te houden die aangepast zijn aan sommige contexten, maar niet aan andere? Echt logisch is dat niet. Hoe verklaar je dat?


Het zoeken naar antwoorden op de vier vragen van Tinbergen heeft de grote verdienste dat het fantastische werk van  evolutionaire psychologen, cultuurpsychologen, maar ook van antropologen, gedragseconomen, gedragsbiologen, gedragsecologen, neurowetenschappers, genetici, etc., een volwaardige plaats krijgen in het persoonlijkheidsonderzoek.  De voorbije tien jaar heeft dit soort onderzoek heel wat klassieke aannames in vraag gesteld. Een van de vele voorbeelden hiervan is het onderzoek van Altschulxvi naar persoonlijkheidsontwikkeling bij chimpansees. Chimpansees hebben min of meer dezelfde persoonlijkheidstrekken als mensen en blijken, net zoals wij, vanaf de jongvolwassenheid en daarna, doorheen hun leven, emotioneel stabieler, zorgvuldiger en vriendelijker te worden. Bij mensen woedt er een debat over de reden van die evolutie:  
  • ligt het aan biologische factoren, zoals genen of de rijping en daarna aftakeling van het lichaam, de hersenen en sommige cognitieve functies;
  • of ligt het eerder aan sociale factoren zoals het opnemen van volwassen rollen. Denk aan het opnemen van een rol als vader of moeder,  of van die van kostwinner en werknemer bijvoorbeeld. 

Mannelijke chimpansees nemen hun vaderrol nooit op en hoewel ze occasioneel samenwerken, zijn ze vooral bezig met de kost voor zichzelf te winnen. Toch evolueert hun persoonlijkheid net zoals die van mannelijke mensen. Dit stelt theorieën die persoonlijkheidsontwikkeling volledig wijten aan sociale factoren serieus ter discussie.

De voornoemde trendbreuken worden versterkt door nieuwe technologieën die wetenschappers toelaten zaken te onderzoeken die volledig buiten het bereik lagen van hun voorgangers. In de neurowetenschappen is er met FMRI-scans een enorme vooruitgang geboekt, maar ook in de meting van persoonlijkheid bijvoorbeeld beweegt er veel. Dankzij apps is het nu mogelijk om persoonlijkheid te meten op uur-, dag-, week-, maand- en trimesterbasis. Ook dit soort onderzoek doet klassieke aannames wankelen. Zo is men er lang van overtuigd geweest dat persoonlijkheid, toch zeker na de jongvolwassenheid, niet meer verandert en zelfs niet veranderd kan worden. Dat blijkt nu duidelijk niet zo te zijn: iemands persoonlijkheid blijkt redelijk flexibel te zijn. Het past zich aan aan zijn omstandigheden en kan, bijvoorbeeld met therapie of het aanleren van nieuwe vaardigheden, bewust veranderd worden op de lange termijnxvii.

Het geheel van de veranderingen die we hierboven beschreven hebben past binnen een algemene trend naar volwassenwording van de persoonlijkheidswetenschap. In de jaren ’70 heeft Kuhnxviii de wetenschappen opgedeeld in mature en immature wetenschappen. Hij beschrijft een onvolwassen wetenschap, als een wetenschap zonder consensus. Verschillende scholen beconcurreren elkaar met verschillende theorieën, procedures en zelfs metafysische vooronderstellingen. Bijgevolg is er weinig collectieve vooruitgang en zelfs vooruitgang binnen een bepaalde school wordt bemoeilijkt, omdat veel intellectuele energie gestoken wordt in ruzies met andere scholen, in plaats van in het ontwikkelen van een gedegen gemeenschappelijke onderzoekstraditie.

Dit is een vrij accurate beschrijving van hoe het eraan toeging in de persoonlijkheidspsychologie in de voorbije decennia. Deze tak van de psychologie was en is nog steeds opgedeeld in drie belangrijke ‘scholen’: diegenen die verschillen beschrijven en in modellen gieten, diegenen die de ontwikkeling van persoonlijkheid bestuderen over de levensduur en tenslotte diegenen die op zoek gaan naar waarom er verschillen zijn tussen mensen en waarom mensen zich soms volledig anders gedragen dan men zou verwachten volgens hun persoonlijkheid. Die drie scholen hebben al die tijd naast elkaar onderzoek verricht, zijn regelmatig verzand in stellingenoorlogen en hebben op die manier ontzettend lang op een zeer inefficiënte manier onderzoek verricht. De nieuwe generatie lijkt het anders te willen doen, komt regelmatig samen en is er onder andere in geslaagd om een consensus te vinden over de definitie van persoonlijkheid en over een min of meer gemeenschappelijke onderzoekagendaxix xx.

Het zijn spannende tijden in de persoonlijkheidswetenschappen en het ziet ernaar uit dat er nog ontzettend veel en snel voortuitgang zal geboekt kunnen worden in de volgende jaren.

De fundamentele vragen die we gaan beantwoorden in deze serie blogs

In deze serie blogs gaan we op zoek naar het antwoord op vier fundamentele vragen:

1. We starten met het definiëren van persoonlijkheid: ‘wat is persoonlijkheid nu precies en wat is de structuur van persoonlijkheid’ (welke verschillen vormen de absolute kern van je persoonlijkheid en welke zullen meer variëren in functie van je omgeving en je levensloop)?

2. Vervolgens vragen we ons af  welke verschillen in persoonlijkheden het meeste impact hebben op je persoonlijke effectiviteit en welzijn op het werk. We beschrijven verschillen in waarden, persoonlijkheidstrekken, verschillende werkvoorkeuren (jobinteresses, organisatieculturen en leiderschapsstijlen), vaardigheden, communicatiestijlen, taakbeheerstijlen en stresscopingstijlen. We leggen ook uit hoe je je persoonlijkheid het best kan inzetten en laten renderen op het werk. 

3. Dan duiken we de theorie in en gaan we op zoek naar de antwoorden op de vier vragen van Tinbergen.aarna duiken we in de persoonlijkheidstheorie op zoek naar antwoorden op de vier vragen van Tinbergen. op zoek naar antwoorden op de vier vragen van Tinbergen.

4. Eindigen doen we met de vraag welke impact persoonlijkheid heeft op belangrijke levensuitkomsten zoals je persoonlijke effectiviteit, welzijn, gezondheid, etc. 

Ik hoop dat deze eerste publicatie in een lange reeks je heeft geïnspireerd om je eigen onderzoek voort te zetten met nieuwsgierigheid, moed en openheid.

Tot snel voor een nieuwe artikel.


Referenties

I Delval I, Fernández-Bolaños M, Izar P. Towards an Integrated Concept of Personality in Human and Nonhuman Animals. Integr Psychol Behav Sci. 2024 Mar;58(1):271-302. doi: 10.1007/s12124-023-09759-y. Epub 2023 Apr 15. PMID: 37059965; PMCID: PMC10104772.
II Photo: The original uploader was ABenis at English Wikipedia. - Transferred from en.wikipedia to Commons by Giggy using CommonsHelper. Original source. Image of woodcut from Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und Menschenliebe (1775-1778) by Johann Kaspar Lavater. Phlegmatic and choleric (above), sanguine and melancholic (below)
III  Jiayuan Zhang, Tianfang Wang, Jian Du, Rong Yuan, Yangyang Fan, Yemeng Chen, Yan Zhao, Rachel Han, Lihong Zhao (2019). Correlations between five-pattern personality scores from traditional Chinese medicine and autonomic nervous response indicators in healthy female college students, Journal of Traditional Chinese Medical Sciences, Volume 6, Issue 2, https://doi.org/10.1016/j.jtcms.2019.03.003.
IV  Curran J. The Yellow Emperor’s Classic of Internal Medicine. BMJ. 2008 Apr 5;336(7647):777. doi: 10.1136/bmj.39527.472303.4E. PMCID: PMC2287209.
V Galton F. The Measurement of Character. Fortnightly Review. 1884;36(ed. 1949):179–185. doi: 10.1037/11352-058.
 VI Allport GW. Concepts of trait and personality. Psychological Bulletin. 1927;24(5):284–293. doi: 10.1037/h0073629.
VII  Cattell RB. The description of personality : Basic traits resolved into clusters. The Journal of Abnormal and Social Psychology. 1943;38(4):476-506. doi : 10.1037/h0054116.
VIII Eysenck, H. J. (1967). The biological basis of personality. Thomas. https://psycnet.apa.org/record/1967-35006-000
IX  Goldberg LR. An Alternative “Description of Personality”: The Big-Five Factor Structure. Journal of Personality and Social Psychology. 1990;59(6):1216–1229. doi: 10.1037/0022-3514.59.6.1216.
X  Costa, P. T. J., & McCrae, R. R. (1992a). Four ways five factors are basic. Personality and Individual Differences, 13(6), 653–665. 10.1016/0191-8869(92)90236-I
 XI  Lee, K.; Ashton, M.C. (2004). "The HEXACO Personality Inventory: A New Measure of the Major Dimensions of Personality". Multivariate Behavioral Research. 39 (2): 329–358.
XII  Photo Galton: Eveleen Myers (néeTennant) - http://www.npg.org.uk/collections/search/portrait/mw127193
platinum print 224 mm x 150 mm
XIII  McAdams, D. P. et Pals, J. L. (2006). A new Big Five : Fundamental principles for an integrative science of personality. American Psychologist, 61(3), 204-217. https://doi.org/10.1037/0003-066X.61.3.204
XIV  DeYoung, C. G. (2015). Cybernetic Big Five Theory. Journal of Research in Personality, 56, 33-58. https://doi.org/10.1016/j.jrp.2014.07.004
XV  Bateson P, Laland KN. Tinbergen's four questions: an appreciation and an update. Trends Ecol Evol. 2013 Dec;28(12):712-8. doi: 10.1016/j.tree.2013.09.013. Epub 2013 Oct 18. PMID: 24144467.
XVI  Altschul DM, Hopkins WD, Herrelko ES, Inoue-Murayama M, Matsuzawa T, King JE, Ross SR, Weiss A. Personality links with lifespan in chimpanzees. Elife. 2018 Oct 9;7:e33781. doi : 10.7554/eLife.33781. PMID : 30296994 ; PMCID : PMC6177254.
XVII  Roemer L, Lechner CM, Rammstedt B, Roberts B. The Base-Rate and Longer-Term Relevance of Year-to-Year Change in Personality Traits. PsyArXiv ; 2024. DOI : 10.31234/osf.io/ytsm3.
XVIII  Kuhn T (1970). The Structure of Scientific Revolutions, 2nd edn with post-script. University of Chicago Press: Chicago.
XIX  Baumert, A., Schmitt, M., Perugini, M., Johnson, W., Blum, G., Borkenau, P., Costantini, G., Denissen, J. J. A., Fleeson, W., Grafton, B., Jayawickreme, E., Kurzius, E., MacLeod, C., Miller, L. C., Read, S. J., Roberts, B., Robinson, M. D., Wood, D., & Wrzus, C. (2017). Integrating personality structure, personality process, and personality development. European Journal of Personality, 31(5), 503–528. https://doi.org/10.1002/per.2115
XX  Mõttus, R., Wood, D., Condon, D. M., Back, M. D., Baumert, A., Costantini, G., … Zimmermann, J. (2020, November 1). Descriptive, predictive and explanatory personality research: Different goals, different approaches, but a shared need to move beyond the Big Few traits. https://doi.org/10.31234/osf.io/hvk5p
Créé avec